50
En hebben beiden zonder vrucht
Hun moeite en tijd verkwist
Dan zoeken ze, als den laatsten troost,
Hun toevlucht in de list.
Het lot des krijgs is altijd wuft,
En wuft is ook de min
Hij, die een rustig leven wenscht,
Steil' daarop nooit zijn zin.
Ook ik was traag en leefde voort
In ongestoorde rust,
Totdat ik voor den eersten keer
Mijn meisje had gekust.
Sinds drijft zij mij met zachten dwang
Gestadig naar haar zin
En 'k trek hier deze leering uit:
»Wie kloek wil worden, minn'."
Naar Ovidius.
LIEFDESMART.
Hoe is 't mij zoo aaklig te moede
Hoe verschiet ik eensklaps van kleur,
Als ik bij het walletjes pakken
Soms hooren moet van den facteur,
Dat nog al geen brief is gekomen.
Lief Engeltje, dat ik bemin,
Sinds dat ik U zag in mijn droomen
In schrik'hik benevelden zin!
«j