60
Voor 't zoldervenster keek-i
Naar buiten en dan leek-i
Een opgesloten beer!
De zon begon te dalen,
En wierp haar laatste stralen
Op 't minnend paartje neer.
De lucht werd vreeslijk donker,
En met geducht geflonker -
Schoot nu de bliksem neer
Verschriklijk klonk de donder!
De Juffer viel naar onder!
De Jonker was niet meer!
Bruno.
KENT GIJ HAAR NIET?
Kent gij dat meisje met die hemelsblauwe oogen
Dat schoon en golvend haar, dat neusje zacht gebogen,
Dien slanken hals, die handjes zacht en fijn,
Dien lossen gang, die voetjes net en klein?
Kent gij haar niet? Kent gij haar niet? 'k Beklaag
u diep, mijn vrind;
Gij weet niet wat ge mist in dat blondlokkig kind!
Bruno.