6 '2
Geest Ontstel niet jongelingheb veeleer medelijden
Genius: Hoe?
Geest: Ik ben een moordenaar, gedoemd zoolang te
lijden
Totdat mijn vuige daad aan 't menschelijk geslacht
bekend zal zijn.
U koos ik uit om mijn misdrijf der wereld te onthullen.
Belast ge U met die taak?
Genius: Verklaar u eerst:
Zoo dan mijn arm of tong U ruste geven kan,
Die hulp, zweer ik, zeg ik U toe.
Geest Leen willig mij uw oor
Genius: Ik ben bereid.
Geest: Vóór twintig jaar omtrent bekleedde ik 't
rechtersambt
De toga die mij thans tot lijkkleed dient
Omgolfde toen mijn leên. 't Was in die dagen dan
Dat voor mijn rechterstoel een jongeling verscheen
Van afkomst groot, en schitterend van geest.
Een daad werd hem ten last gelegd. Ik sprak het
vonnis uit,
Schoon later bleek dat hij onschuldig was.
Genius: Een misverstand was de oorzaak van den
moord
Geest O neenveel dieper zit de wortel van mijn
kwaad.
Iets meer nadenkendheid en scherpte van verstand
Had tijdig mij zijn onschuld doen ontdekken.
Dat was te veel; bedwelmd door aardsch geluk,
Eischte ik een strenge straf.
De jongeling, wiens rein gemoed nog eer den dood
verkoos