64
En vlak daarnaastdaar is de plek
Die mij de rust zou schenken. Geen rust viel mij ten deel.
Door 's jongelings geest gekweld ontsloop ik 't graf.
De zware zerk noch 't schittrend monument
Met 't huichelend epitaaf
Rechtvaardigheid was zijner daden strevend
Kon mij besloten houden.
Maar stil Er kraait een haan). Het licht, de ronde
van den dag,
Eischt van zijn wachter 't woord,!
Kort moet ik zijn.
O, jongling, haal die zerk, dat monument omver,
Vervang het door een steen, en grif daarin
Met onuitwischbre typen:
y>OnJcunde aller dwaling moeder
o, Neem den sluier weg, die mijne daad voor 's we
relds oog bedekt,
Zoo schenkt gij mij de rust.
Ik heb uw woord
[De geest zich verwijderende.)
Vaarwel! denk aan uw eed en wreek!
Genius: Gij hebt mijn woord;
Welaan, ik blijf 't gestand.
{yerwijdert zich).
G. C. M.
BOPPARD.
Wie is die ridder, die zoo woest
Met tal van wilde krijgers
Het hert op schuimend ros vervolgt,
Als waar 't een jacht op tijgers?