65 Van waar die onrust in zijn blik Dat pijnlijk boezemzwoegen Uit zóó de wreede vreugde zich In 't bloedig jachtgenoegen Helaas, geen jachtgenot, geen vreugd Jaagt Kuno zoo naar buiten; Want in zijn boezem gloeit een wond, Die nimmer zich wil sluiten. Het schuldbesef, dat meineed baart, Doorpriemt zijn rouwvol harte; En 't peinzen aan het schoon weleer Verdubbelt nog zijn smarte. Hoe vaak had hij aan Emma's zij Niet droomend neergezeten En onder zoeten minnekout Al 't aardsche wee vergeten. Hoe vaak, terwijl een teedre blos Heur kaakjes hooger kleurde, Had zij de toekomst afgemaald, Die 't heden reeds doorgeurde! - Maar ach, niet altijd blijft de min Voor stormgeweld beveiligd; Niet steeds als in held Rolands borst Tot in den dood geheiligd. Reeds lang had Kuno uitgezien Naar d'aankomst van den broeder, Die over Emma's hand gebood Als wettige behoeder. 5

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1878 | | pagina 143