Een yeryelende speecï in Se wateri! van zessen. 75 'tWas den lsten Maart 18**. Het weder was zeer regenachtig en de wind floot langs de hoeken van het Academiegebouw. Daarbinnen echter bemerkte men niets daarvan; want het groot aantal cadets maakte in de gezellige en ruime amusementzaal, door middel van aangenaam gekout, biljart- en potspel of wel door muziek, rumoer genoeg om het gieren der stormen daarbuiten te overstemmen. In een ander gebouw van zoo ouden datum als de Academie, zou men intusschen wellicht iets van tochtige ramen of deuren bemerkt hebbennu de maand Maart zoo haar staart roerde, doch hier was daarvan niets merkbaar. Trou wens, al mocht dit misschien vroeger wel het geval geweest zijnthans kon dit niet meerwant immers eerst zeer kort geftden was de timmerman rondge gaan en had alle ramen, vensters en deuren nauw lettend geïnspecteerd en overal verbeteringenik bedoel herstellingen aangebracht, waar hij zulks noodig achtte; en door herstelde ramen kan het niet tochten. Iemand, die op den avond van bovengenoemden datum tusschen vijf en zeven uren de amusementzaal was binnengetreden en daar eens had rondgezien, zou, bij eene nauwkeurige bekendheid met de verschillende leden van het cadettencorpsal dadelijk zes personen gemist hebben. Had hij ze willen vinden, dan had hij wellicht lang kunnen zoeken, wijl hij zeker niet verwacht zou hebben dat ze juist na het einde der driemaandelijksche repetities reeds weder in een der studiezalen hun vrijen tijd zouden doorbrengen. En toch was dit het geval.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1878 | | pagina 153