79
Hebt gijgeachte vriendenop den dagwaarop
U de slechte afloop van uw overgangsexamen ten
vorige jare werd medegedeeld, op dat oogenblik ten
volle al het verschrikkelijke ingezien en gevoeld van
den titel »asymptoot" te hebben verkregen?
Neen, zeker niet. Ge hebt U toen voorgesteld,
hoe naar het zijn moest, op nieuw denzelfden cursus
te volgen, hoe onpleizierig en hoe fnuikend tevens,
gelijk te staan met de baren", die op 1 September
zouden aankomen. Ge hebt dit alles overwogen en
getreurd. Doch nu stel ik U nog een andere
vraag en wel deze: Hebt ge thans niet een gewichtige
reden te meer tot treureneen redendie ge toen
misschien niet hebt overwogen, maar die ge lieden
toch even onpleizierig vindt en die U toch zeker
niet minder hindert dan de bovengenoemde?
Weet ge nog niet, wat ik bedoel? Welnu, ik
zal mij nader verklaren.
De lange Witte" trok uit den zak van zijn mouw
vest twee portretten en reikte ze aan zijne hoorders
over.
»Gij allen kent deze twee personen. Ge hebt met
hen ad missie-examen gedaan voor de Academie; doch
ze waren minder gelukkig dan wijze mochten niet
slagen en werden wegens blijken van te geringe
kennis afgewezen. Ge hebt hen toen gewis beklaagd
evenals ik. Ik had medelijden met hen. Doch het
zij mij vergund thans uwe opmerkzaamheid een
oogenblik op de portretten te vestigen. Beschouwt
hen goed in hunne uniformwant ze zijn toch militair
geworden. Ze zijn als gewoon soldaat of liever als
adspirant-onderofficier in dienst gegaan. En ziet ge