LXII
weinig, te weinig Heer!" en daarom klonk weer:
Andermaal zullen de lessen van het 1ste studiejaar
volgenAan enkelen werd ook de gelegenheid
gegeven om nog eens druk te werken in het ver
lof, om daarna herexamen te doen in de vakken,
waarin zij getoond hadden achterlijk te zijn.
Wij kunnen uit het voorgaande opmaken dat de
stemming, die anders in een cadettenkamp altijd op
geruimd is, nu verre van vroolijk was, maar nog
doodscher werd de stilte en nog grooter de treurig
heid toen wij op een' Zondagavond thuis komende
hoorden dat er plotseling een onzer makkers was
gestorven. Ik bedoel onzen algemeen geachten en
beminden kameraad J. Lefeber van het oudste studie
jaar van het wapen der Genie O.-I.
Weg waren alle vroolijke gedachten, die bij som
migen weder langzamerhand gekomen waren, weg
was alle vreugd! Treurigheid, niets dan treurigheid
over den dood van een' jongeling, die bij zijne leer
aars als een der beste discipelen stond aangeschre
ven, die bij zijne vrienden zoozeer gezien was. Eenige
zijner beste kennissen brachten hem naar het kerk
hof van Princenhage. Bijna alle militaire en burger
beambten der K. M. A. en het geheele cadettencorps
stonden daar om hem de laatste eer te bewijzen.
Met verlangen werd naar het einde van den kamp
tijd uitgezien. Eindelijk brak de zoozeer gewenschte
14de Juli aan en marcheerden wij naar de stad, om
daarna met verlof te gaan. Op het buitenplein aan
gekomen werd er halt gehouden en front gemaakt
waarna de Generaal een kort woord tot ons sprak.
Hij zeide, dat hij met vreugde gezien en gehoord