13 Of twijfelt ge er nog aan, gij, die de jongensjaren misschien reeds veel langer achter den rug hebt Maar neendat kan niet. Ge hebt zelf te tallooze malen dien tijd van guitenstreken en gulle vroolijk- heid herdacht en met een zucht zijt ge uit die mij mering ontwaakt, die zooveel beteekende als: »die goede tijd" Kent ge grooter contrast, dan tusschen schooljon gen en cadet Maar daartoe moet ge den laatste eerst kennen niet waar? Welnu luister. Ik zal trachten U den cadet te schetsen. En dat wil ik doen door de vergelijking met anderen, die tot hetzelfde geslacht, maar eene andere soort behoorende studenten. Ginds de aloude Academiestad; het Bataafsche Leiden, waar vroolijke gulheid en gulle vroolijkheid haren zetel opsloegen hier de gesloopte vesting, het niet minder oude Breda, waar militaire wetten den hoogsten toon voeren. /iet ge daar ginds dien zwierigen krullebol met den glimmenden pet op één oor en het badientje in de hand, de lorgnet op den neus en den brutalen blik in de wereld De vreemdelingen hooren bij het passeeren van dien jongen man het woord student uitspreken door hun gids. En hijdie hier in Breda rondwaartminstens twee malen in elke straat de stijf gehandschoende hand eerbiedig aan de klep van pet of chacot brengt en in gedwongenhouding daar rondstapt, wordt aangewezen onder de woorden: »Nederlandsche cadet, dames Zoudt ge zeggen, dat die twee jongelui iets met elkander gemeen hebben

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1878 | | pagina 91