18
misschien aan onsmaar wij verkeerden in zulk
een toestand van wakend droomendatde
meesten onzer onvoldoende" haalden voor het examen.
Odie examens hebben ons vaak als dreigende
spookbeelden voor de oogen gezweefd en dan namen
wij het kloek besluit naar de voordracht en de
cadetten-flatersof liever naar die flaters en de voor
dracht te luisterenomweinige minuten later
weer in te dutten.
TIadden we toen kunnen kaartspelen, dan waren
we zeker nooit zoo aan het suffen geraakt.
Maar de goede tijd van Staring wasvoorbij; van
ons ten minste was dat denkbeeld even ver af als
de sterren van de maan.
Tusschen de twee uren kwamen dan nog vijf minu
ten rust, en we stroomden naar den gang of mis
schien even naar beneden, om na den »slag op trom"
nog sufferiger, nog slaperiger en nog ongelukkiger
te worden.
WeeU, wanneer het: »wil U eens een vraagstuk
komen maken" U trof; het was alsof gij met on-
weerstaanbaren dwang naar dat groote bord met de
schuiframen-inrichting werdt gesleept, en ge stondt
daar eindelijk met het meestal piepende en krassende
krijt in de eene en een onhebbelijk stuk spons in
de andere hand, soms twee, drie kwartier te cijfe
ren. Misschien stondt ge niets op te schrijven,
omdatge niets wist, maar in elk geval waart
ge in deze vaste overtuiging, dat niemand naar U
luisterde dan alleen de man, wiens wil op dat
oogenblik uwe geheele ziel beheerschte, en daaren
boven, dat ge voor dat vak toch nooit »voldoende"
zoudt halen.