14
kwamen wreken op een rustig en vreedzaam volk,zij
verdienden te worden in verband gebracht met de ongure
hemelstreek, die ons slechts ruwe stormen en scherpe koude
toezendt; intusschen zou het misschien heter wezen, in de
geschiedkunde de menschen naar hun land te noemen en
het grove en terugstootende woord „Noormannen" te ver
vangen door „Denen en Noorwegers".
(2) Volgens Mr A. G. Kleyn beschreef Eumenius Pane-
gyricus in 293 na Chr. de lage ligging van dezen grond
aldus „Het is bijna geen land, zoo is het met water door
trokken. Niet alleen op de plaatsen waar het zichtbaar
moerassig is, buigt de grond bij iedere trede, en wordt de
voet als 't ware ingezogen, maar ook daar, waar het een
weinig vaster schijnt, dreunt hij bij het stampen met den
voet, terwijl de schuddende beweging zich nog een eind
verder voortplant. Het is dus duidelijk, dat die grond drijft
op het water, want hij schommelt wijd en zijd, alsof hij
opgehangen is."
(5) Den 15den November 1813 werd een altaar van witten
kalksteen opgegraven, met het opschrift
Deae Sandraudigse celtores templi.
V. d. Hoeven.
(4) Van dezen Jan van Polanen is de Baronie van Brecla
op de volgende wijze overgegaan tot de bezittingen van ons
regeerend stamhuis
Jan 1 van Polanen f 1317.
Jan II van Polanen en Van der Lecke koopt in 1350 de
Baanderij van Breda van Hertog Jan van Brarant voor
43000 gulden stallingen. Dit goed gaat over op
Jan III van Polanen, gehuwd met Odilia van Solms.
Haar eenig kind Johanna treedt in 1404 in het huwelijk
met Graaf Engelbert van Nassau, stadhouder van Brabant.
Diens zoon Johan de Oude of I verkrijgt door erfpacht de
Baronie.
De verdere erfopvolging blijkt uit nevensgaande tabellen.