OP SCHILDWACHT. 17 't Werd avond en al donker, Toch bleef-i eenzaam staan Voor 't kleine schilderhuisje, Of wandelde af en aan. Och, de arme stakker liep er Zoo eenig en zoo stil Niets troostte hem dan 't maantj Dat ieder troosten wil. Toen daclit-i aan zijn vrijster, Zoo'n frissche boerenmeid; Hij peinsde hoe hij vroeger Vaak met haar had gevrijd. Waar of ze wel mocht wezen? Zacht fluistert hij haar naam. Wel domme boerenlummel Daar boven aan het raam Warempel jadaar zag ze In 't maanlicht naar hem uit. ,,Wel kan je 't daan wel stellen Zoo riep de looze guit. ,,Wel maid! had ik ewèten Da' jai bai cTouwe was. Bin jai 'ier an het dienen? Da's dan toch zeker pas?"

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1879 | | pagina 119