20
„Heeft een van Amor's pijlen
U ooit gewond?
En bleef clan bij die wonden
Uw lichaam nog gezond?"
„Heeft nooit een stille weemoed
U aangevat,
Die U dan nederdrukte
Op 't gladde levenspad?"
„Heeft nooit een gitzwart oogje
Uw oog ontmoet,
En zette 't met zijn lonken
Uw hart dan niet in gloed?"
„Of blijft ge kalm en rustig
Bij zulke taal
Is dan uw hart gepantserd,
Of is het soms van staal?"
Neen zoo iets is onmooglijk
Hier op deze aard
Zoo'n mensch moet zich vervloeken
Hij is geen liefde waard.
En dus, mijn waarde lezer
Doe zoo als ik.
Wordt bleek, als dit moet wezen,
Maar blijft ge lauw, zoo stik
Thero.