22
Welnu, ik wil probeeren het je uit te leggen,
Want om je de ronde waarheid te zeggen
Mijn gemoed schiet te vol
En ééns word ik nog dol.
Wie leert je toch dwepen
Met die eeuwige slepen
Och! doe me plezier, en zie eens op de achterste baan,
Daar zit bepaald een vlek vaneen verdrietige heeren traan,
En die heb je op de openbare straat opgedaan;
Maar dat gaat toch niet aan
Och gut
Juffrouw, je sleep heeft niet het minste nut.
Het eerste nadeel juffrouw, dat ik je hier opgeef,
Is ditdie sleep maak je heelendal scheef.
Links hang je meestal uit al je macht
Aan een manlijken arm; en rechts torsch je een vracht
Waar een gewoon mensch een kruiwagen voor gebruikt;
Dat je niet meer dat rechtervoetje verstuikt
Daarover heb ik me al lang verwonderd.
Geloof mij juffrouw, dat is een zegen uit honderd.
Ik snap niet, waarom je het lieve figuurtje bederft,
Dat je van wijlen je goede grootmama hebt geërfd.
Bedenk, dat je schoonheid geweldig is geknakt,
Als je rechterschouder beneden je linker dito zakt;
En kan je volstrekt niet meer zonder
Dien sleep, zet er dan een paar wieltjes onder.
Iets anders is de kwestie bij gloeiend mooi weêr,
En dan wordt het pas ijselijk voor iederen heer
Dan kan je het scheef worden niet langer afschrikken,
Maar dan laat je eenvoudig weg iedereen stikken,