28 En daarom zal liet ook aan onze inrichting wel zijn ingevoerd, omdat het zoo hij eene Academie be hoorde. Het haren was echter in den loop der tijden aan de K. M. A. zeer ontaard. Was het oorspron kelijk misschien met een goed doel ingevoerd, het was van plagen veranderd in sarren, van sarren in laag handelen en van laagheden inmishandelen. I)an, gelukkig zijn deze tijden voorbij, men is terug gegaan in de volgorde en op dit oogenblik zijn we weêr aan het plagen toe. Het is thans de vraag: zal het baren in deze richting blijven voortgaan en dus weêr met een goed doel worden in stand gehouden of misschien geheel worden afgeschaft, of wel staan we op een keerpunt en zullen we in de eerstvolgende jaren weêr via het sarren tot de laagheden en het mishandelen terugkeeren. Een ieder wil voorzeker zijn beste krachten aan wenden om het laatste te voorkomen; doch om dan tevens te bepalen of er ook pogingen dienen aangewend te worden om het baren te doen uit sterven, moeten we ons eerst antwoord geven op de tweede vraag: Is het baren een noodzakelijk kwaad Wanneer de nieuw aankomende cadetten allen hunne positie aan de Academie volkomen begrepen, wanneer ze inzagen, dat de ouderen, niet alleen uit een militair-, maar ook uit een menschkundig oogpunt, ver boven hen stonden, dan zou zeker het baren een groot gedeelte van zijn waarde ver liezen Men begrijpe mij niet verkeerd. Mijn wensch is niet, dat ze een diep gevoeld ontzag veinzen, dat zich uit door kruipend beleefd en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1879 | | pagina 130