31
Het baren moet voor de jongeren zijn, wat de
zweep is voor de honden; er moet veel mede ge
dreigd, doch weinig mede gestraft worden.
Deze beschouwingen leiden ons onwillekeurig
tot de derde vraag door wie wordt dan het baren
in den zin van plagen, sarren, enz., in stand ge
houden en door wie wordt het uitgeoefend
We dienen hiertoe eerst de menschen in ver
schillende soorten te splitsen, want van elke soort
treft men op de Academie vertegenwoordigers.
Men heeft b. v. de onverschillige en de aristocra
tische, wier beider stelregel omtrent het baren is,
hoewel uit zeer verschillende beweeggronden voort
spruitende Laat ze loopen De eerste soort voegt
daar nog bijwant ze kunnen mij niet schelen
de tweede schouderophalend ,,die kereltjes".
Doch de laatste hebben altijd nog dit voor boven de
eerste, dat ze, wanneer ze in aanraking komen met
de nieuwen, ten minste altijd hoogst beleefd en
voorkomend zijn. Een tweede soort zijn de hoog
hartige, die niet mogen verwisseld worden met de
aristocratische, want ze missen juist die beleefdheid
en voorkomendheid, die bij de laatste worden aan
getroffen, doch deze beschouwen de nieuwen als iets
van minder allooi. Ten derde treft men aan de ge
zellige, die te veel om algemeen goede verstand
houding geven, dan dat ze zich lang van de
nieuweren zouden kunnen afgezonderd houden. Zij
zoeken door met hen om te gaan het kaf uit het koren
en wanneer dan toch juist de gewensclite afstand
van beide kanten wordt bewaard, dan zal de ideale
toestand, hier boven geschetst, geboren worden.