32 Het is duidelijk, dat al deze soorten geenszins aanleiding geven tot het instandhouden en uit oefenen van het haren, en mogen ook enkele soorten reeds uwe afkeuring verworven hebben, geloof me, dat ik ze veel, zeer veel hooger acht, dan de onderstaande, die met hand en tand er aan arbeiden om het baren te handhaven. Tot deze beliooren De vergeef mij de plastische uitdrukking, maar ze is zoo kenschetsend donderenden, die meenen, dat liet hun plicht is bij de nieuwen steeds alles verkeerd uit te leggen, op elk woord, op elke handeling te vitten en dit alles vervatten in bewoordingen, overeenkomstig de handelwijze. Gelukkig, driewerf gelukkig, dat ik daarvan nog zoo weinig vertegenwoordigers heb aangetroffen. Een nuanceering van deze soort zijn degenen, die meenen ter goeder trouw te handelen, wanneer ze doen als dezeik bedoel lien, die gelooven, dat daardoor de onhandelbare nieuwen genezen worden. De tweede soort is gevaarlijker. Dit zijn de listigen. Ik heb er gekend, die de theorie volgden, dat er individueel gebaard moest worden, dus ieder voor zich zelf, er steeds wel op passende (let weldat men zich niet te buiten ging tegenover personen, waartegen men zich lichamelijk niet opgewassen gevoelde. Ge zoudt misschien denken, dat dit de gevaarlijk ste waren, toch vergist ge u daarin; die heb ik voor het laatst bewaard. Ze zijn minder gevaarlijk, juist door het onedele, waarop hunne theorie is geba seerd. Ieder welgeaard cadet zal zich daartegen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1879 | | pagina 134