37
het cadetten-corps ein einig Volk von Brüdern
was, ik zou de laatste zijn om het rapport-maken
voor te staan, doch wat mij betreft, hoe kan ik
iets gevoelen voor iemand, die mij in allerlei
,,periekele" omstandigheden brengt, zooals onze
goede voorvaderen zeiden. Bovendien deze im-
populariteiten willen eene dergelijke handelwijze
van een jong cadet volstrekt niet ongestraft laten,
maar ze willen hem „baren" in den ontaarden
zin des woords. Of dit nu moet bijdragen tot het
onderhouden van het „esprit de corps" in het
inwendige, dus niet naar huiten, ik hen zoo vrij
het te betwijfelen. Ik geloof veeleer dat het voor
het esprit de corps meer kwaad doet dan het
rapporteeren. Ieder welgeaard militair, dus in de
eerste plaats een cadet, moet begrijpen, dat het
rapport-maken niet dient om het genot te smaken
anderen te zien straffen, maar enkel om zich te
vrijwaren voor straffen, hem veroorzaakt door
een enkelen, die zich niet wist te beheerschen.
Maar het baren vind ik een lage wijze om zich
te wreken op een jongere, dat dezen wel vrees
maar geen achting zal doen krijgen voor den
surveillant en dat dezen toch niet ten nutte komt,
daar hij er zijne straf niet mede ontloopt.
Ik geloof daarom, dat, wanneer men werkelijk
trachten wil het esprit de corps naar binnen te
herstellen (ik zeg niet te handhaven, want het
bestaat thans niet meer), dat allereerst het baren
moet afgeschaft worden als straf voor misdrijven'
in dienst. Het moet derhalve vervangen worden en
ik weet geen ander middel dan het rapport maken.