49 Engelken, met zijn rug naar de glazen deur ge zeten, had reeds eenige oogenblikken beweging aan het slot meenen te bespeuren, en hoorde nu duidelijk tikkende deur openende, zag hij drie in het wit gekleede inlanders, waarvoor de tweede dienst doende oppasser met getrokken sabel hen trachtte tegen te houden. E. vroeg,,Loidinwat willen die menschen L. ,,ik weet het niet mijnheer maar ik geloof dat het moordenaars (rampoks) zijn.-" Nauwelijks had hij deze woorden gesproken of de rampoks sprongen op de half opengehouden deur los; E. wilde die met een ruk dicht werpen, maar te laat; het slot vatte niet, en ik, in het minst niet op deze ontmoeting bedacht en volgens gewoonte op mijn stoel wippende, ontving een slag op de linker zijde van mijn hoofd en tuimelde op den grond. E. had van een der aanvallers, die met zijn vecht- parang door een glazen ruit stootte, tengevolge waarvan dit wapen afweek, slechts met diehs vuist een stomp tegen het achterhopfd gekregen. Hij en B. verdedigden zich zooveel mogelijk met de stoelen, en wat met mij in die eerste oogenblikken geschiedde, weet ik niet recht. Genoeg, toen ik weder opstond, bespeurde ik niets van E., maar zag hoe B. een der aanvallers met een stoel tegen den grond sloeg, doch mijns insziens vreemd, die stoel weer los liet en zijn linkerarm naar boven in de houding van wanhoop of parade bracht. In de meening dat hij uit de aangrenzende kamer wapens ging halen, besloot ik den door hem op den grond geworpen boosdoener onder den stoel te houden en pakte dien met beide handen stevig beetmaar het hem 4*

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1879 | | pagina 151