64 berichten), zat Sorban voor hem te rillen en te beven en beloofde den man, aan wien hij wegens genees kundige hulp reeds zoo dankbaar was, ook uit ontzag alles, wat hij wist, getrouw op te biech ten maar zijn mededeelingen brachten meer en meer aan het licht dat de overval volstrekt niet als een personeele veete of wraak moest be schouwd worden, maar alleen als gevolg van den algemeenen haat tegen den Europeaan als over- heerscher en kafflr, aangevuurd door fanatisme. Zij waren de handen, en een zekere Radja Hadjie Santaridja was het hoofddat deze later gevonden werd als volgeling van den rijksbestuurder en de kort daarop uitgebroken onlusten, waarin deze niet geheel zuiver bevonden werd, wettigt alleszins het vermoeden, dat ook deze in dien aanslag de hand had of althans er niet geheel onkundig van was. De schuld der boosdoeners was manifest en het vonnis van den Residentieraad, op den eisch des Magistraats genomen, luidde als volgt a. De doesons (de namen zijn mij ontschoten, als ik mij niet vergis Rantoe Banjoer en Boemie Ajoug beneden- en bovenstrooms van Moera Rawas gelegen), waaruit zij herkomstig waren, moesten de 200 spaansche matten, voor losprijs uitgeloofd en betaald, teruggeven. b. Bovendien moesten zij als zoenoffers buffels (karbouwen) slachten en sedika vieren. c.- Tjilli Oesin en Kiai Hadji Sorban zouden verder te Tebing Tinggi opgehangen, daarna de hoofden afgeslagen en deze aan begin en einde der

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1879 | | pagina 166