HAMMERSTEIN.
68
Spieglend in de heldre stroomen -
Van den ouden Rijn,
Stak de transen fier ten hemel
't Slot van Hammerstein.-
Rustig in de kemenate
Zat de burgvoogd neer
En scheen 't heden te vergeten,
Droomend van 't weleer.
Aan des grijsaards rechterzijde
Lag de trouwe hond,
Daar ter linkerzij des leunstoels
't Breede slagzwaard stond.
En een glimlach, zoet en zalig,
Strijkt langs 't ruw gezicht,
Als op 't kroost zijn vaderoogen
Vriendlijk zijn gericht.
Helder valt des lamplichts schijnsel
Op een maagdenpaar,
Beiden schoon, en aangebeden
Door de jonglingsschaar.
't Diepblauw oog der oudste dochter
Blikt weemoedig zacht,
Wijl uit zusjes donkre kijkers
Moed en speelzucht lacht.