69 Nooit vervlogen voor den grijsaard De avonden zoo snel, Als bij 't kouten zijner kindren Of bij 't citherspel. Zelden dat een wolk van smarte Langs zijn voorhoofd gleê, Die der schoonen zachte handdruk Niet verdwijnen deê. Zie, ook thans heeft Emma's moedwil Hem tot jok gestemd: 't Zij ze hijgend van de zwaarte, 't Forsch rapier omklemt, 't Zij ze d' oude in dartel stoeien Uit zijn droomen wekt, En tot zoen met teedre kussen Hem 't gelaat bedekt. Thans weer heeft 'tgeruisch der snaren Wonderzoet en mild, Heeft het lied van Emma's lippen 's Grijzen hart doortrild. Maar 't is of een weemoedsnevel Vaders ziel omgeeft, Of een wensch jreeds lang bedwongen In zijn borst herleeft. ,,Dank o Hemel" zegt hij droevig, Dank voor 't minlijk kroost, Dat mij met haar englenliefde In mijn grijsheid troost.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1879 | | pagina 171