83 ik, ,,ons aller trots": het buitenplein met het walletje; ieder steentje er op is ons bekend, want trouw iederen morgen gaan we, alvorens ons over te geven aan de studie, nog even, zooals wij dat noemen,,een walletje pakken." Die bankjes, welke je daar ziet, dienen ons 's zomers voor rustplaats, want een onzer geboden zegt ,,Gij zult u niet in het gras legeren." Waarom het niet mag, weet ik niet; ik denk, opdat wij ons niet te zeer zouden verwennen, of wel om dat er wel eens leelijke beesten in het gras rond zouden kunnen loopen, die ons beten; enfin, 't doet er niet toe, het mag niet, en dat zegt voor ons genoeg." ,,Maar zeg, waarvoor dient dat enorme voor plein" viel mijn neet mij in de rede. ,,Wel dat is ons exercitieveld; wat een uurtjes heb ik me daar al niet verveeldVooral die dril- tijd is vreeselijk, als je daar door een der onder officieren wordt bekend gemaakt met de meest elementaire beginselen der infanterie-exercitien. Maar het is soms ook de plaats onzer genoegens, vooral 's winters als er sneeuw ligt. Ik wou datje dan eens die sneeuwbalgevechten kon zien. Jammer echter dat er dan altijd een spellebreker in den vorm van een roffel komt, die ons nood zaakt om naar de studiezalen te gaan. ,,Maar kom aan oudje, als je nog lust hebt om je neus eens buiten de stad te steken, dan moet je meegaan." Hij vond dit goed, en, na onzen gids voor zijn beleefdheid bedankt te hebben, traden wij de poort uit.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1879 | | pagina 185