84
Een pauze ontstond in ons gesprek, beiden wil
den we iets zeggen. Eindelijk begon ik
„Wel lieer neef, wat denkt je nu wel van onze
Academie, en wat denk je wel van het leven, dat
we er leiden
„Och," was het antwoord, „wanneer je eens het
idee van mondhouden hebt'ingeslikt, en wanneer
je eens hebt geleerd op een gegeven teeken, dat
geloof ik ongeveer altijd wordt gegeven,je vroo-
lijkheid te verstikken in je eigen hart, dat het
lachen heeft verleerd sinds je cadet bent gewor
den, kan je het best uithouden."
„Neen, mij 11 waarde," was mijn antwoord. „Wan
neer je zelf wilt, kan je zonder de genoemde ge
gevens hier best zoo al niet een gemakkelijk, dan
toch zeker een opgeruimd en tevreden leven
leiden. Helaas, er zijn onder ons ook tal van
pruttelaars, en dat is goed ook, want juist zij
brengen gegronde klachten ter oore van hen, die
verbetering kunnen geven. Maar dat neemt toch
niet weg, dat tal hunner jeremiaden berusten
op een lust tot vittenwie wil kan het best hier
uithouden, en door van het min aangename den
goeden kant te beschouwen, iets, wat later in dit
leven zoo dikwijls kan voorkomen,maakt men
het zich zeiven gemakkelijk, en leert men ook
tevreden en opgeruimd zijn onder de strengste
tucht."
Hiermede eindigde ons gesprek over dit punt
en een uur later zaten we bij Huese, waar we
onder gezelligen kout spoedig de Academie en alles
wat wij besproken hadden vergaten.
Optimist.