EEN JAAR NA DE KENNISMAKING.
97
Ziezoo, daar ben ik blij om; zoo iets hebben
wij nog niet in den almanak gehaden de liefheb
ber van romantische verhalen zet, dit zeggende,
zich op zijn gemak neer, met zijn hoofd op de beide
handen rustende, of wel zijn geheele lichaam bij den
kachel in een gemakkelijken stoel neêrvlijende.
Hij heeft het verhaal in zijne gedachten reeds ge
heel doorloopen, hij begrijpt het al ten naasten bij
Mijnheer Hem, candidaat-notaris, die voor zijne
gezondheid eenigen tijd buiten, bij zijn oom en tante,
logeert (eene familie a la Stastok), ontmoet daar,
natuurlijk heel toevallig, mejuffrouw Haar, een
alleraardigst nichtje van den rijken rentenier, bij
wienzij logeert, dicht in de buurt van den oom en de
tante van mijnheer Hem. Het aardige nichtje, dat
veel liever in de Kal verstraat te Amsterdam wan
delt, dan bij dien ouden neef, den rentenier,
logeert, op een plaatsje, waar zij nog niemand van
haar leeftijd heeft aangetroffen, krijgt dadelijk een
aangenamen indruk van den candidaat-notaris,
welken goeden indruk zij wederkeerig ook op hem
maakt. Zeer toevallig staat zij altijd voor het raam,
als hij s morgens om 7 uur, zijne ochtendwandeling
makende, voorbij komt; dat zij op den hoogst be
leefden groet van Hem eene zeer innemende buiging
maakt, bleet niet onopgemerkt voor de overburen,
7
s