Ill
Slechts éénmaal jaarlijks worden
De tralies opgelicht;
Maar steeds houdt hen de luchtgeest
Van verre in het gezicht.
En is die tijd verstreken,
Gesloten wordt de poort;
En 't kneeden, gieten, vormen
Gaat onvermoeid weer voort.
Totdat door al dat kneeden,
Door water, melk en pap,
Na vier jaar hun substantie
Lijkt op een leêren lap.
Dan gaan zij in den smeltkroes,
t' Gehalte wordt getoetst
En wat genoeg gekneed blijkt,
Heeft dra de plaat gepoetst.
Dan keeren zij den rug toe
Aan 't ouderwetsch gesticht;
Dan trekken zij den luchtgeest
Hun leelijkste gezicht.
Met biefstuk en jenever,
Op raad van Ruslands Gzaar,
Is spoedig weer vergeten
De ontbering van vier jaar.