112 Maar „lieve hemel!" zegt ge, „Wat is clat voor een krocht? Wie permitteert dat onding, Dat vierkante gedrocht Hoe komt het, dat die luchtgeest Zoo ongestoord en vrij Zijn onderdanen negert, Ze voert met rijstebrij En wat nog 't meest mij ergert, Wie is dan toch zoo gek, Zich maar zoo te onderwerpen 'k Brak liever nog den nek! Mij zoo te laten negeren Wat denkt zoo'n luchtgeest wel?" Eilieve, wacht eens even, Gij oordeelt veel te snel Dat onding is geen onding, Hoewel 't er veel bevat; Het is onz' Academie, Het is Konmilacad. Die luchtgeest, voor wien alles Zich onderwerpt en zwicht, Die luchtgeest is 'de krijgstucht Gesteund door Eer en Plicht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1879 | | pagina 206