HET BEELD VAN HAAR. 114 Wat is 't, dat zoo hardnekkig Zich vastzet in mijn bol, Mijn hersens brengt aan 't malen, Mijn armen kop op hol Wat is het, dat mij 's avonds Het slapen vaak belet, En dat zelfs in mijn droomen Komt spoken in mijn bed Hoe komt het, dat toevallig, Waarheen mijn weg ook gaat, Mijn beenen mij steeds dragen Naar ééne zelfde straat? Hoe komt het, dat 'k dan immer Mijn passen wat verkort, En steeds naar één spionnetje Mijn oog getrokken wordt Hoe komt het, dat dan eensklaps Het bloed naar 't hoofd mij stijgt, En ik gelijk op iemand, Die een bezwijming krijgt?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1879 | | pagina 208