113 Bat komt, doordat mij altijd Een beeld voor oogen staat, Een beeld in schoone kleuren, Dat nimmer mij verlaat. Dat is 't, wat zoo hardnekkig Zich vastzet in mijn bol; Dat beeld is 't, wat, och arme, Mijn kop brengt op den hol. Dat beeld, dat is 't, wat 's avonds Het slapen mij belet; Dat is 't, wat in mijn droomen Komt spoken in mijn bed. En wat mij zoo voortdurend Trekt naar die zelfde straat En naar datzelfde venster, Waar langs mijn weg ook gaat En wat mij dan doet blozen, En wat mij maakt zoo raar, Wat 'k zie in het spionnetje, Dat is het beeld van haar. Herni.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1879 | | pagina 209