120 ,,maar toch zijn er wel enkele dingen, die mij, of neen, die ons niet altijd even aangenaam zijn.Maar, dat komt dan uitstekend, dat we hier elkaar zoo samentreffen, was het wederant woord. Ik ben op eene onderzoekingsreis om te ontwaren, wat er moet verbeterd worden in het lot mijner kinderen en nu ontmoet ik u, die mij op eens zal onthullen, wat er in de harten mijner vrienden teleurstelling verwekt. „Spreek, spreek, riep hij uit, wat zijn uwe wenschen?" Goede heer, sprak ik weder, hetzij mij vergund het stilzwijgen te bewaren, niet omdat ik twijfel aan uwe goede bedoelingen, niet omdat ik niet overtuigd ben, dat ge gaarne alles zoudt aanwen den om ons leven te veraangenamen, maar ten eerste, omdat ik niet de tolk wil zijn van ons korps, en ten tweede, omdat ik Weder aarzelde ik verder te gaan. Wat ik zeggen wilde, durfde ik niet uitspreken uit vrees hem te beleedigen. ,,Kom, kom, alle bedeesdheid ter zijde, spreek vrij uw gevoelen uit, moedigde hij mij aan." „omdat ik geloof," vervolgde ik weder, dat gij toch niet in de gelegenheid zijt aan onze verzoeken te voldoen. Hoewel ik, voor mijn persoon, geenszins aan uw bestaan en uw uit gebreide macht twijfel, zoo zijn er helaas te velen, die dit alles loochenen en beweren, dat enkel het bestuur der Academie hier alles beheerscht. Een glimlach werd door zijn zwaren baard op zijne lippen zichtbaar. Een oogenblik bleef zijn blik op mij gevestigd, eer hij vervolgde

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1879 | | pagina 214