121
Beiden hebt ge gelijk, zoowel het bestuur als
ik beslissen, wat hier gedaan en gelaten moet
worden. Het bestuur vaardigt besluiten uit, maar
het is stoffelijk, het zijn menschen en ze kunnen
niet alles tot in de kleinste bizonderheden navor-
schen. Daarom sta ik hen bij en deel ik hun
mede, wat gedaan moet worden. Ik beziel hen
bij al hunne handelingen, bij al hunne besluiten.
Zoo werken we samen om zooveel mogelijk den
cadetten het leven aangenaam te maken, doch ze
tegelijk te vormen tot waardige, denkende men
schen. En daarom, spreek. Aarzel niet langer,
maar spreek ronduit, wanneer u iets op het hart
ligt; wees niet bang, u zal geen leed geschieden.
Integendeel, ik zal dankbaar zijn."
Ik was gerustgesteld door den vriendelijken
toon zijner bemoedigende woorden. Bovendien
ontwaakte in mij een eigenaardig gevoel van trots,
bij de gedachte, dat werkelijk aan onzen wensch
zou zijn voldaan en ik alzoo iets had mogen bij
dragen tot oplossing van het gewichtige vraag
stuk een vorst bekend te maken met de behoeften
van zijn volk.
Ik draalde dan ook niet langer om hem onze
bezwaren kenbaar te maken en begon aldus:
Allereerst dan, hooggeachte Genius! een woord
van dank aan u en aan het bestuur, door wier
krachtige samenwerking ons lot zooveel is ver
beterd. Dank voor de vrijheden, ons bij de feesten
geschonken, die zoo gunstig afsteken bij hetgeen
voor tien en vijf en twintig jaren aan het cadetten-
corps ten deel viel. En moge er ook soms streng