werd geroepen; den 26sten droeg hij het bestuur
der Academie over aan den Eersten Officier, den
majoor der Art. M. G. F. Simon.
Op dien datum werden wij te 2 uren in orde
van parade op het voorplein geschaard, waarop
niet lang daarna de gouverneur verscheen en
eene hartelijke toespraak tot de cadetten richtte
om zijne erkentelijkheid te betuigen, dat zij door
hun gedrag en ijver hadden medegewerkt om de
hem opgedragen taak gemakkelijk en aangenaam
te doen zijn.
Met leede oogen zagen we hem vertrekken,
zijne benoeming bewees ons dat hij de zware taak,
hem opgedragen, met ijver en nauwgezetheid had
ter harte genomen.
Den avond van dezen dag hadden we vrijaf,
en konden we voor een oogenblik het Academie
leven vergeten.
Was deze dag aan de vreugde gewijd, de
daarop volgende was voor drie onzer een dag
van blijdschap; den 18den Maart werden wegens
den uitslag van het 2de driemaandelijksche rapport
de cadet korporaal van Doorninck tot cadet
sergeant en de cadetten Van der Mandere en
J. M. van Hoogstraten tot cadet korporaal be
noemd de beide laatsten behoorden tot het
derde studiejaar.
Algemeen was de belangstelling, die deze be
noemingen bij ons opwekten, en hartelijk en wel
gemeend waren de gelukwenschen aan lien, die
het lien te beurt gevallen voorrecht zoo ten volle
yerdienden,
MX