de welluidende muziek van het blaasorcliest, dat van 187276 niet bestaan bad, begroette. Daar naderde de examentijd en de gezichten werden al langer en langer, de amusementszaal al leeger en leeger, en de studiezalen al voller en voller, en hoop, vrees en vertwijfeling kon men beginnen waar te nemen in deze kleine wereld, waar anders het onverschillig evenwicht zoo menigmaal heerschen wil. Ginds hoort men een cadet met vreugde gewagen van het naderend einde van zijn Academietijdhet waren degenen, die het vorig jaar ongelukkig waren geweest met het offlciersexamendaar ziet men een cadet, die hoopvol het examen tegenblikt, als zijnde het middel om weder een stap verder op de haan des vooruitgangs te komen, maar aan den anderen kant bedrukt is, als hij bedenkt, dat die stap miss chien voor hem onmogelijk en de trede te hoog is; verder hooren we er een met een gelaat, dat vroolijkheid wil toonen, maar be dwongen verdriet verraadt, zeggen "Op nieuw zal ik dit jaar blijven wat ik was, en mij in de nimmer uitstervende klasse der Asymptoten doen opnemen"; moedeloosheid doet hem aldus spreken. Den 25sten Mei was de cursus geëindigd voor de cadetten van het 3de en 4de studiejaar, en de ver velende, doch te gelijk aangename en wonderlijke tijd van eigen oefening was aangebroken. Wat er in die dagen gestudeerd en niet gestu deerd werd, laat zich moeielijk beschrijven; we zullen dit met stilzwijgen voorbijgaangenoeg zij "LXIV

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1879 | | pagina 68