ders. Het was inderdaad een indrukwekkend
gezicht, dien stoet van fiere ruiters," dat tal van
prachtig versierde zegewagens. Doch genoeg over
deze feestelijke en plechtige aanbieding van het
huldeblijk. Plaatsgebrek dwingt ons kort te zijn
over eene zaak, die zoo gewichtig is, waarover
trouwens- iedere courant, ieder geschrift uit
Breda en omstreken in veel sierlijker bewoor
dingen, dan onze zwakke krachten het toelaten,
zich beijverd heeft de loftrompet te steken.
Doch nog in een ander opzicht was diezelfde
Dinsdag voor de cadetten een dag van gewicht.
Des avonds zou het tooneelstuk opgevoerd wor
den, dat na het groot verlof door ons was inge
studeerd. Het is geen gemakkelijke taak een nom-
mer van het feestprogramma te beschrijven als
dit, waaraan we zelf zulk een werkzaam deel
hebben genomen, zonder eenigszins partijdig te
zijn in ons oordeel.
Het was een indrukwekkend gezicht, van het
tooneel af gezien, al die schitterende uniformen,
uit de hoogte verlicht, afgewisseld door al wat
Breda en omstreken aan schoonen oplevert; al die
mannen, vergrijsd in den dienst van 't vaderland,
waaronder zoovelen, die in Indië den roem van
Neêrlands vlag hebben gehandhaafd, en daar-
neven zij
„Die graag van mannenmoed en helden hooren
gewagen."
(Reünie.)
Was het wonder, dat, toen het scherm opging,
zich in den beginne een gevoel van angst van
LXXXVI