Het versiersel is een wit geëmailleerd kruis met acht gouden geparelde punten. Op de armen van liet kruis staan de woorden: ,,voor moed, beleid, trouw." Over liet kruis ligt liet Bourgondische kruis, bestaande uit groene laurierstokken, saamverbonden door den gouden vuurslag en op de keerzijde ver vangen door een blauw geëmailleerd medaillon, waarop in bet midden de Walles gedekt door de gouden Koninklijke kroon. Het lint is oranje met twee smalle donkerblauwe strepen. Het teeken van onderscheiding is: voor de grootkruiseneen zilveren ster, ge borduurd op den rok aan de linkerzijde, en het juweel van de orde aan een lint, vier vingers breed, en écharpe van de rechter- naar de linkerzijde. voor de commandeurshet ordeteeken gebor duurd op den rok aan de linkerzijde, zonder ster, doch met de kroon en het juweel aan een lint, drie vingers breed, en sautoir. voor de ridders van de derde klassehet orde teeken aan een lint, twee vingers breed, aan het knoopsgat; voor de ridders van de vierde klasse: een kleiner ordeteeken, hebbende de punten, vuur slag en kroon in zilver aan een lint, één vinger breed, aan het knoopsgat. De krijgslieden te water en te lande, die onder den rang van officier tot ridders worden benoemd, erlangen eene ridder-soldij overeenkomstig de be palingen der wet van 22 April 1864 (Staatsbl. n° 33). Het lidmaatschap en het versiersel der orde kun nen niet worden verloren dan tengevolge van een onteerend vonnis. XCVI

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1880 | | pagina 102