Toen werd tot de aanbieding van het huldeblijk
overgegaan. Men liet ons eerst in front marcheeren,
vervolgens onze uiterste vleugels naar voren zwen
ken, zoodat zij loodrecht op de linie kwamen en daar
stonden we, afwachtende wat komen zou. I)e geheele
rede, zoowel van den luit.-gen. Verspyck als van den
gouverneur hier te herhalen zou ons te ver voeren en
te veel plaats vereischenwe vergenoegen ons daarom
slechts met er de hoofdgedachte van in herinnering
te brengen.
Na allen een hartelijken groet te hebben gebracht,
richtte zijne Excellentie zich meer bepaald tot den
gouverneur. Met een paar woorden herinnerde hij
aan de oorzaak van de late aanbieding van het hulde
blijk, dat uitvloeisel van de sympathie der Indische
oud-cadetten; hij wees er op, hoe dit huldeblijk een
bewijs was, dat, al leeft men in Indië onder een
ander klimaat en andere omstandigheden, ook daar
de geest van kameraadschap en broederzin niet ont
breekt bij het leger, waarvan dit geschenk, zooals
hij hoopte, tot eene blijvende getuigenis zou strekken.
Tevens hoopte hij, dat het den cadetten eene herin
nering zou zijn aan lien, die daar in het verre Oosten
hun leven voor 't vaderland hadden ten offer gebracht,
en eindigde met een: .,Leve de Koning! Leve de
Kon. Mil. Academie! en Leve het N.-I. leger!"
waarop door alle aanwezigen een driewerf herhaald
hoera!" werd aangeheven.
Hierop nam onze Gouverneur het woord. Hij
betuigde Z. E. en de overige leden der deputatie
hartelijken dank voor het bewijs van sympathie
van het N.-I. leger en zeide te meenen, hun de
CVIII