Teteringen om na op de Academie overnacht te hebben, te vertrekken naar de uitgestrekte heide vlakten in het Noorden van Gelderland. In Breda aangekomen, konden wij onze koffers pakken en verzenden; zeker eene aangename bezigheid, want niemand zal het bevreemden dat wij sterk naar het groot verlof verlangden. Voor velen ook was het tijdstip nabij waarop zij zouden geroepen worden tot het vervullen van de betrekking, waarvoor zij op de Academie gestreden hadden. Dinsdag morgen zag ons troepje uit de kleine poort in het Valkenberg debou- cheeren en den weg naar het Station inslaan. I)e trein bracht ons spoedig uit de Academiestad en na een oponthoud van een paar uren in Utrecht, ter bestemder plaats aan het station Elburg-Epe. Een flauw waterzonnetje verlichtte van tijd tot tijd de witte tenten van het Oldebroeksche kamp, waar wij de laatste 14 dagen zouden doorbrengen. Aange name bezigheden wachtten ons hier: wij zouden, gelijk Titans, vernielende projectielen slingeren naar verwijderde doelen; den kruitdamp zouden wij met volle teugen inademen, onze handen zouden met bus- kruitslijm bemorst worden, en het gedonder van het geschut zou onze ooren verdooven. Met lust togen wij dan ook aan den arbeid, maar helaas! hoezeer werd onze geestdrift bekoeld. De maanden Juni en Juli brachten ons niets dan sterke windvlagen, regens en eene bijna ongekende koude. Dagen achtereen bleef de regen met stroomen neervallen, zoodat aan alle zijden beken van den Wolberg afstroomden. Zon, maan noch sterren waren te zien, alleen was 's avonds van tijd tot tijd het licht van den Urksclien GXVII

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1880 | | pagina 123