IN MEMORIAM. 7 (1 Maart 1879.) De lentemaand van dit jaar begon met een voor ons hoogst treurigen daghet weer was een voor bode van den zomer, die ons zoo weinig schoone dagen schenken zouop dien kouden en regenachtigen Zaterdagmorgen brachten wij een uit ons midden ten grave. De meesten onzer hadden nooit eene begrafenis bijgewoondevenmin hadden zij eene militaire begrafenis van nabij kunnen zien. Zoo was het ook met ons beiden, en thans werden wij mede opgeroepen om den zwaren gang naar het kerkhof te gaan en de uitvaart bij te wonen van een onzer beste vrienden. Reeds lang hadden we hem gekendmaar hier, op de Academie, waar we van al onze betrekkingen gescheiden zijn, en waar een goed vriend ons een tweede broeder wordt, was hij ons dierbaarder dan ooit. Doch slechts vijf maanden mochten we hier te zamen zijn. Wat ons tot elkander aantrok valt niet licht te zeggen: veel kon daarvan de oorzaak zijn; kleine uiterlijke omstandigheden, toevalligheden in het dagelijksch leven, zekere innerlijke hoedanigheden, die wij gemeen hadden, doch die wij elkander nooit in woorden geopenbaard hadden en waarvan we ons niet bewust waren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1880 | | pagina 139