12
hart aandoen en ons dwingen alle vreugde te verban
nen en woorden te spreken, die van gevoel getuigen.
Zulke oogenblikken doorleven wij aan de groeve
van iemand die ons dierbaar was, maar ook aan de
laatste rustplaats van een vriend.
Die ernst wordt dieper en die weemoed vermeer
dert, als we bedenken, dat hij, die ons verliet, zoo
jong was en aan een rijk verschiet ontnomen werd.
Een jeugdige doode is een parel aan de kroon der
toekomst ontroofd.
Ondanks zorgen en verpleging werd onze jeugdige
vriend te vroeg weggerukt, en ons blijft slechts over
de hoogste en gestrengste natuurwet te eerbiedigen,
die ouderdom noch jeugd wil sparen, die heden noch
toekomst wil ontzien.
En wanneer we straks het kerkhof zullen hebben
verlaten en wanneer de kille aarde een graf meer
zal bedekken, dan zullen we toch onzen Van Lok
horst niet vergeten en we willen ons den ernst van
de plaats der dooden herinneren, waar zelfs de natuur
scheen samen te stemmen met onze droefheid en
ons verdriet scheen te eerbiedigen.
Zoo binnen enkele oogenblikken meer opge
wekte en vroolijke tonen ons in de ooren zullen
klinken, dan willen we bedenken, dat die tonen
niet moeten dienen om ons Van Lokhorst te doen
vergeten. Neendat kunnen ze niet, want we
dragen onzen rouw in het hart en zullen het ons
steeds herinneren, dat voor ons in onzen acade
mietijd de treurige plicht was weggelegd een'
kameraad naar het graf en naar de eenzaamheid
te geleiden.