VER WEG IN DEN VREEMDE.
16
Ver weg en in den vreemde,
Daar ligt een dood soldaat.
Niet eens vermistvergeten,
Al hield hij zich kordaat.
Van officiers met kruisen,
Die rijden langs het pad,
Denkt geen, dat ook de doode,
Zoo'n kruis verworven had.
En als naar de gevall'nen,
Met vrees vaak wordt gehoord,
Rept van den armen krijgsman
Geen mensch een enkel woord.
Maar waar hij thuis behoorde,
Daar zit bij 't avondrood
Een vader, stil vergeten,
Die zegt: ,,mijn zoon is dood."
Daar zit ter neergeslagen,
Een moeder weenend neer:
Ach hemelheb erbarmen,
Geef mij mijn jongen weer!»