EEN CADET MET VERLOF.
is
„Kijk! kijk! die het 'n petje op en i is nies."
Dat was de welkomstgroet van Alpha in zijne moeder
stad Oméga.
„De cadet van hierover brengt het toch ook niet
ver," zei de meid van den hakker tegen de meid
van den kruidenier. „Hij is nu zeker al twee jaren
in dienst en heeft nog altijd kale mouwen. Mijn
broer, die pas een half jaar in Kampen is, heeft al
lang zijne korporaalsstrepen."
„Je kunt ook zien," zei de andere, „dat hij er zich
voor schaamt, want hij loopt al sinds een poos aan
houdend in burgerkleeren."
Arme Alpha, zoo miskend te worden!— Hij was
met glans in zijn derde jaar overgegaan.
Waarom had Alpha zijne mooie zilveren fouragères
weer in hun doosje gedaan? Waarom had hij zijn
langen sabel weer aan zijn wapenrek opgehangen?
Waarom had hij dat eenvoudige politiekje aan
getrokken?— Was hij plotseling overtuigd gewor
den van de ijdelheid van alle aardsche pracht en
praal? In zekeren zin, ja. De broer van de meid