DE HEIDE.
42
Kent gij de heide, lezer? Heeft u ooit dit gewaad
der natuur getroffen? Of hebt ge u laten verblinden
door schitterender kleedij, waarmede Natuur zich
tooide, en nooit den statigen eenvoud opgemerkt,
waarin zij zich op de heide aan uw oog vertoonde?
O, dat het geene apologie zij, welke ik voor de
heide schrijf, maar eene herinnering aan hetgeen
ge daar zaagt.
Wanneer gij Conscience's Graaf Hugo van Craen-
liove" hebt gelezen, dan zijt gij het zeker met mij
eens, dat de „Zonsopgang op de heide" daarin
eene der schoonste beschrijvingen op het gebied der
natuurtafereelen is. Welk een heerlijk onderwerp
zou dat voor een schilder zijn, maar tevens welk
eene moeilijke taak, want er zijn vele bezwaren
verbonden aan het weêrgeven van het schoon der
heide.
Het ernstige groen der dennebosschen en de
paarschroode tint der heideplantjes vormen eene
schoone schakeering. In den zomer ligt over de
heide een waas van rust en kalmte verspreid, dat,
met de eenvoudige, donkere kleuren en een heerlijk
vergezicht, eene eigenaardige ongekende aantrekke
lijkheid aan dat landschap geeft. Tallooze malen wordt
de effen kleur der heide afgewisseld door het groen