43
van kleine denneboomen of andere struiken, door
grootere of kleinere niet begroeide plekken zand, door
kudden schapen met hunnen herder en den altijd
waakzamen hond, door eenzame hutjes, met spaar
zame hand gezaaid op den zoo weinig vruchtbaren
bodem, en eindelijk door dennebosschen, aan wier
zoom de heide een aanvang neemt. Nergens is het
terrein geheel vlak; op die vlakte daarginds volgt
weder een sterk golvend gedeeltehoe schoon wor
den de naar de zon gekeerde hellingen der heuvels
verlichtDaar verdwijnt door een terreinplooi eene
kudde schapen voor uw oog, om zich straks weder
opgindsche hooger gelegen vlakte te vertoonen. Lief
lijk spelen de zonnestralen door de erica's, die nede
rige plantjes, het schoon der heide; die stralen
worden weerkaatst door glinsterende kiezelsteentjes
van het op dien bodem in groote hoeveelheden voor
komende grint. Hoe schoon is echter het gezicht op
eene bloeiende heide, als al die plantjes wedijveren
om voller en schooner te bloeien, om aan de heide
die licht-rose tint op bruinen grond te geven, die een
zomermorgen daar zoo liefelijk maakt. De takken der
denneboomen strekken zich beschermend uit over de
heide, en nog even kunnen we in het begin van het
donkere bosch de lichtgroene blaadjes der bosch-
bessenplantjes onderscheiden, die daar jaar op jaar,
onder de hoede dier Noordsche reuzen met hunne
bruine stammen, bloeien en vruchten geven.
En 's avonds, als de zon ondergaat, dan buigen de
erica's hunne kleine bloemtrossen met dankbaarheid,
daar ze nog zoo lang van de zon kunnen genieten.
Dan is de heide waarlijk schoon! Het rood van de