Voor de voeding der cadets wordt veel zorg ge
dragen. Dit maakte reeds in 1740, onder Frederik
den Grooten, eene belangrijke qusestie uit, getuige
de volgende zinsnede uit de instructie, door dezen
vorst bij zijne troonsbestijging aan den toenmaligen
gouverneur, luitenant-kolonel Von Oelsnitz gezonden
"lm weiteren wird verordnet, dasz der Obrist-Lieute-
„nant auf die Küche acht habe und dieselbe tüchtiger
«Leistung anhalte."
De gebouwen der school bevatten de inrichtingen
voor spijsbereiding, de stallen, eene slagerij, als
mede eene bakkerij. De verpleging heeft plaats bij
aanbesteding en geschiedt door den aannemer onder
toezicht van eene voedingscommissie. Al het noodige
moet door den aannemer geleverd worden, daar het
rijk alleen voorziet in de behoefte aan brandstoffen
en aan het tot de broodbereiding benoodigde graan.
De cadets worden natuurlijk voor rekening des
rijks gehuisvest. Ieder achttal bewoont twee kamers,
die zich zooveel mogelijk in elkanders nabijheid op
dezelfde verdieping bevinden en waarvan de eene
als slaap-, de andere als woonvertrek gebezigd wordt.
Beide kamers zijn slechts van het noodige voorzien,
doch zij bekomen in den regel een zeer vroolijk en
gezellig aanzien door het aanbrengen van platen of
andere versieringen, hetgeen den bewoners steeds
veroorloofd is. In de woonkamers houden de cadets
eigen-oefening, waarvan een der luitenants zich moet
komen overtuigen.
De kapiteins, zoowel als de luitenants, zijn belast
met de handhaving van de orde en de tucht en wor
den daarin bijgestaan door de gegradueerde cadets