80
plantage, 't Spreekwoord zegt,God is met de dronk
aards en ganzen." Nu, Jan had wel iets met de
laatste species gemeen, en 't spreekwoord kwam in
zooverre uit, dat Jan geplaatst werd en in staat was,
na een 10-jarig verblijf in Indië, met een aardig for
tuintje naar Amsterdam terug te keeren.
Daar staat hij aan boord. Ziet ge dien vijf-en-derti
ger. 't Is Jan. Hoe zou hij Lotje omhelzen, hoe zou
zij hem aan 't hart drukken, want ze wist dat hij
komen zou!
Doch laten wij Jan even onderweg en Lotje vol hoop
om hier feiten te bespreken, die het volgende zullen
ophelderen.
In dat 10-jarig tijdsverloop was er veel gebeurd.
Primo, Lotje was gewichtiger geworden, secundo,
was Lotje ouder geworden, en tertio, Lotje had de
pokken gehad en zag er uit als een getatoeëerde
Nieuw-Zeelandsche schoone,
't Bovengenoemde secundo had Johannes van Dom-
men wel vermoed, doch van het primo en tertio was
hij nog onbewust.
Van zijn kant was Jan er ook niet mooier op ge
worden, maar wat Venus hem ontnomen had, was
door Plutus rijkelijk vergoed en dat wist Lotje en
dat gaf den doorslag.
Zie zoo lezer, nu weer naar Jan.
Hij schelde aan. Lotje had zich verstopt om „man
lief" te verrassen. ,,Wel heden Jan, ben je daar,"
klonk het uit der beide echtgenooten mond. „Wel
kom jongen."„Bonjour van Peperen, bonjour,
enwaar is Lotje?"„Lotje! Lotje!" riep
Papa, „daar is manlief."