'T WAS MAAR EEN DROOM. 86 Le triste rêve d'un misérable présent nous présage un meilleur avenir. M*** Gij kent Kemma, niet waar, geachte lezer? Ten minste gij verbeeldt u, dat gij volkomen bekend zijt in dat stadje! Och ja, 't zou haast wel dienen, te oordeelen naar 't eerbiedwekkend aantal malen, dat gij hare pleinen, straten en wallen (want 't is een vestinkje) afgeloopen of doorhold hebt! En toch ver gist gij u, gij dwaalt grovelijkHebt gij dan wel ooit hare catacomben betreden? Misschien (helaas?) wel. Misschien niet. Ik weet het niet. Och, zoo gij er nooit geweest zijt, bezoek ze dan eens; gij zult er niet verdwalen, 't is geen Rome, en wezenlijk, als antiqui teit zijn ze de moeite wel waardDat begreep mijn neef Zultje volkomen. Maar, met uw verlof, mag ik u voorstellen: Job Zultje, juridisch student, oud 20jaar, en afstammende uit een oud geslacht, dat even sporadisch voorkomt als de bonte kraaien in Holland. De eigenaardigeid onzer verhouding is gelegen in het feit, dat hij mij komt bezoeken als ik hem ont vangen kan, en dat doet hij dan ook trouw. De laatste maal, dat hij mij bezocht, sprak hij deze, zijne gewichtige woorden: ,,Mijn beste Popanzje, ik heb eigenlijk al genoeg van Kemma gezien(mijne haren rezen onder mijn hoofddeksel te berge) maar

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1880 | | pagina 218