87
één ding wilde ik nog wel eens bezoeken, en dat
zijn: de fundamenten van dat stadje; die moeten
nog al stevig zijn!" Ik was eenigszins onthutst; als
inwoner van Kemma te zeer bekend met zoo'n uit
stapje! Ik beloofde echter zijn wensch te vervullen.
Al voortwandelende, verdiepten we ons in eenigszins
philosophische beschouwingen omtrent het doel en 't
gebruik dier onderaardsche verborgenheden; maar
aangezien die hier misplaatst zijn, zal ik er u niet
mede vervelen.
Alzoo, onder 't genot van gezelligen kout en een
uitschot Havana, bereikten wij Kemma. Na vooraf
verlof bekomen te hebben, bracht ik hem naar den
ingang der catacombetjes. ,,Ziet gij dat donkere
gat, Zultje?" zeide ik, „dat noemt men ingang; door
dien ingang strompelen wij naar beneden langs een
soort steenen trap; maar pas op, vriend! kijk goed
uit je juridische oogen, want eene leuning of touw
kende men ten tijde der Noormannen nog niet, en van
vierkante treden hadden de ingenieurs toen ook nog
geen helder begripAls beter bekend met de loca-
liteit, ging ik hem voor. Ongedeerd kwam hij bene
den, alwaar ik hem met een zucht in ontvangst nam.
„Waarde neef", dus sprak ik hem toe, ,,je moet
mij volkomen gehoorzamen; ik ga voor, en jij volgt,
dat doe ik als veiligheidsmaatregel. Wacht even, met
dezen, mijnen sleutel, zal ik gindsche deur openen."
„Maar, Popanz-lief, ik zie geene deur!"
„Dat doet niets ter zake, je zult hem wel
hooren! hoor maar!"
„Héde mijn tijd! Eene schoenenfabriek! Dat had
ik allerminst hier verwacht!"