UITDAGING. 91 Laat hij, hij wien het idee bestaat, Dat men ons aan ons eigen overlaat, Dat men ons maar onzen gang laat gaan, Want dat men ons niet ga kan slaan, Dat ons geen licht, geen lucht, geen leven, Ja, nooit een tochtje wordt gegeven, Dat ons het uitzicht wordt ontnomen Op onze oude fiere hoornen, En dat zelfs zon- en maneschijn Voor ons maar steeds onzichtbaar zijn, Laat hij zich maar eens kenbaar maken. Dan vraag ik hem mij te verzeilen, En 'k laat hem onze ramen tellen; Zoo vindt hij ('k weet het getal van buiten) Twaalf duizend drie honderd twintig ruiten. Erre.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1880 | | pagina 223