93
En is mijn vrees soms ongegrond,
Dat men in 't „Valkje" niemand vond,
Als bij een militair concert
Gij niet vertegenwoordigd werdt,
Bredaasche jonge sclioonen?
En zou er op ons gouden feest
Wel zooveel luister zijn geweest,
Als gij ons toen niet hadt verblijd
Door uwe tegenwoordigheid,
Bredaasche jonge dochters?
Ja, onze kalme, stille stad
Had haren druksten tijd gehad,
Een ieder zou haar dra ontvliên,
Als men u daar niet meer kon zien,
Bredaasche jonge meisjes.
U, dames, bied ik dan dit lied,
En vraag u: ,,och, versmaadt het niet."
En is het, broeders, naar uw zin,
Stemt gij dan allen met mij in:
,,Heil de Bredaasche dames!"
Erre.