100
liet einde van liet woord moet behoord hebben. Ik
denk dat het in verband staat met de overblijfselen
van het tweede gebouw, waarvan ik u sprak. Vele
onderzoekers evenwel denken er anders over, maar
ik blijf bij mijne meening, en telkens komen er zaken
aan het licht, die mijne bewering bevestigen. Nu, ge
moet zelf maar eens oordeelen.
Hier en daar heb ik de meest vreemdsoortige din
gen omtrent die inrichting gevonden, die u de haren
te berge doen rijzen. Zoo heb ik b.v. gevonden dat
aan die inrichting vijftien- en zestienjarigen werden
geplaatst, die toen reeds voor vele jaren hunne
vrijheid moesten missen en hunne jeugd achter dikke
muren en in bedompte lokalen moesten slijten.
„Dat is ongehoord, maar gij spreekt nu toch zeker
van den tijd der middeleeuwen, mijnheer? bracht
Henri in het midden.
„Neen, ik spreek van den toestand in de 19e eeuw,
waaruit dat boek dagteekent. Jawel, en die menschen
noemden zich liberaal, geavanceerd en wat al termen
ze meer voor hunne opinies hadden. Enkele personen
uit dien tijd hebben een leeftijd vast willen stellen,
waarop men meer op eigen wieken begint te drijven
en niet alles meer nazegt wat ouderen van dagen
met hunne soms ook erg verouderde opvattingen u
voorzeggen. Die regeling schijnt men enkele jaren
te hebben ingevoerd, maar toen kwamen er zoo
weinig liefhebbers, dat men er weer is toe moeten
overgaan om van grove dwalingen partij te trekken
en velen om den tuin te leiden.'1
„Maar wat voor een inrichting was dat toch?
vroeg Albert.